‘Twee apotheken in de hele stad!’
Als de receptioniste van het Oogziekenhuis mijn receptenbriefje door het luikje schuift, zegt zij tot mijn verbazing: ,,U kunt maar bij twee apotheken terecht. Of Maasstad in Zuid of St. Franciscus in Noord.’’ Ik was daarvoor met een uurtje wachten in het Oogziekenhuis terechtgekomen bij de afdeling Spoedeisende Hulp.
Het was nu afgelopen zaterdagmiddag, 16.40 uur. Zojuist ben ik het voortreffelijke Oogziekenhuis uitgewandeld nadat in mijn rechteroog een ernstige ontsteking was geconstateerd. Het was bloedrood en deed bij daglicht verschrikkelijke pijn, net of er naalden in worden gestoken. Een voor mij nog betrekkelijke jonge arts had mij een zeer vakkundig consult gegeven. Eigenlijk wilde hij mij in het ziekenhuis laten opnemen, gezien de ernst van mijn oogletsel. Alleen als ik beloofde elk uur, ook ’s avonds en ’s nacht, mijn zieke oog te druppelen met antibiotica wilde hij mij laten gaan. Wel op voorwaarde de volgende dag onmiddellijk terug te komen voor check-up en nader onderzoek. Ik zou wel gek wezen als ik die belofte niet zou nakomen.
Zo liep ik even later op deze koude natte dag met een donkere zonnebril op, zonder ook maar een zonnetje aan de horizon. Ik besluit vanaf het Centraal Station tram 25 te nemen, in plaats van de auto. Met zo’n beschadigd oog is het link sturen. Tegen 17.00 uur kom ik bij de apotheker van het St. Franciscus ziekenhuis aan, zo’n 20 meter rechts van de hoofdingang. De wachtkamer van slechts enkele vierkante meters zit boordenvol mensen. Je zoekt zo’n nummertjesautomaat, maar die is er niet.
,,Wie was de laatste voor mij?’’, vraag ik lachend als een boer met kiespijn. Een van de wachtende wijst mij naar een soort van non. Zij straalt naar mij, met een goddelijke liefdevolle lach. Ik voel mij al haast genezen…
Wat mij meteen opviel met al die wachtende voor mij is dat de afhandeling per patiënt aan het loket erg lang duurde. Twee vrouwelijke apothekers waren constant bezig met computers, telefoons, stempels op briefjes en het verzamelen van de nodige info. Zoals identiteitspapieren en pasjes van zorgverzekeraars. Per klant waren zij tussen het kwartier en zelfs een half uur bezig. Met vaak eindeloze vragen, omdat buren, vrienden of familieleden de medicijnen kwamen ophalen voor hun getroffen medemens. Er waren slechts twee uitgifteloketten. Verder geen assistenten te bekennen, in deze tijd van grote werkloosheid.
En zo moesten de apothekers constant naar achteren en weer terug lopen om de noodzakelijke medicijnen te gaan zoeken. Ook dat leverde weer oponthoud op. Intussen was iedereen in de wachtkamer steen en been aan het klagen over de veel te lange wachttijden. Dit moet logistiek toch veel beter en praktischer kunnen. Zoals, dat de huisarts of het ziekenhuis de recepten van tevoren doorfaxen of -mailen, zodat de wachttijden aanzienlijk kunnen worden bekort. Maar daar is weer extra man/vrouwkracht voor nodig. Het bekende kip- en ei-verhaal.
,,Vroeger,’’ zo vertelde een dame, ,,had je dit nooit met het ouderwetse ziekenfonds van de AZR.’’ En dit werd nu spontaan beaamd door allen in de bekrompen wachtkamer. De meesten moesten dus eindeloos staan bij gebrek aan voldoende stoelen.
Op dat moment dacht ik hoe bezopen het is om in een hele stad als Rotterdam met 650.000 inwoners in de weekeinden en doordeweeks ’s avonds en nachts slechts over twee apotheken te beschikken. Inmiddels zit ik haast twee uur te wachten op mijn antibiotica.
Dan komt er een verontwaardigde veertiger binnengelopen en zegt: ,,Hier ook al zo afgeladen. Ik kom net van apotheek Maasstad op Zuid. Daar waren mijn medicijnen op….’’
(Wordt vervolgd)