Het gaat prima met de natuur op Schouwen
Mijn vrouw en ik hebben een terras met slaapplaats in Burgh-Haamstede. We kijken uit op een duinvallei die beheerd wordt door Natuurmonumenten. Tussen de vallei en ons terras is een smalle, deels doorzichtige strook bos die de caravans aan het zicht onttrekken.
Ik ben mijn carrière in het onderwijs begonnen als biologie docent en kan mijn hart ophalen.
De vallei wordt bijgehouden door slachtkalveren en Shetland pony’s. Ook zien we er zeer regelmatig reeën, damherten en hazen. Konijnen zijn op dit moment weer zeldzaam, maar het is wachten op herstel.
Verleden jaar riep Nel: “Wat is dat ? Het lijkt wel een pinguin” Het bleek een zeearend te zijn. Hij kon in het rijtje geplaatst worden van roofvogels die we al gezien hadden. Torenvalk, boomvalk, buizerd, kiekendief (bruin), sperwer, ransuil en dit weekend voor het eerst de slechtvalk. Toen de laatste zich liet zien, bemerkten we iets bijzonders. Zelfs een vliegende zeearend, die een stuk groter is dan een slechtvalk, wordt voortdurend belaagd door kleinere vogels. Vooral kauwtjes en kraaien vallen roofvogels lastig en als ze jongen hebben doen kieviten en scholeksters dat ook, maar toen de slechtvalk in de lucht verscheen was er geen vogel te bekennen. De reden leek me logisch: zij zijn allemaal potentiële prooi voor de slechtvalk en houden zich gedeisd.
De aanwezigheid van zoveel roofvogels duidt op een grote hoeveelheid muizen en andere kleine dieren in de duinvallei of “ons gouden veld” zoals we het noemen als de zon ondergaat en de goud-rode gloed over het veld schijnt: de ideale plek voor bezinning en rust.
Die kleinere dieren zien we ook veel over ons terras schieten. Woelmuizen, die zelfs in de vlier klimmen, veldmuizen, spitsmuizen en tegen de avond scheren de vleermuizen door de lucht. Ze nestelen in de nog talrijk aanwezige bunkers. Daarop wordt ook gejaagd door bunzings en wezels, zelfs een steenmarter liet zich zien. Onze zoon zag hoe een kerkuil een vleermuis uit de lucht plukte. Kortom we zitten midden in de florerende natuur inclusief zandbijen, honingbijen, wespen, hommels en andere vliegende insecten. De grauwe vliegenvanger kan zijn hartje ophalen. Alleen de duinpieper vinden we met zijn monotone gezang op den duur irritant. Dat alles terwijl de “gewone” vogels ook volop aanwezig zijn.
Plezier beleven we aan een zilvermeeuw, die iedere dag als wij er zijn een hapje komt halen. Hij gaat op het schuurtje zitten en kondigt zijn komst aan met gekrijs. Soms neemt hij zijn vrouwtje mee. We weten dat het een paartje is, omdat alle andere meeuwen onverbiddelijk worden weggejaagd. Het mooie is dat Sven (onze kleindochters hebben hem zo genoemd) altijd ook zijn vrouwtje stukjes brood laat pakken. Hij kan uitstekend nat brood vangen, maar laat soms voor haar een stukje lopen. Volgens mijn vroegere docent mochten we nimmer antropomorfiseren d.w.z. menselijke eigenschappen aan dieren toekennen, maar dit lijkt echt wel een beetje op liefde of genegenheid.
We kennen de omgeving van de camping al heel erg lang. Ik kwam op mijn elfde jaar voor het eerst op het eiland. Ik heb gezien hoe de natuur verdween en zich langzaam maar zeker heeft hersteld. Op dit moment is het beter dan ooit.
Jammer dat onze kachel het ondanks de revisie niet doet en dat mijn elektrische fiets het heeft opgegeven. Ik ben eraan gewend (zie mijn vorige stukje)
Het kan de natuurpret niet drukken.