Deel II: 'Een klein meisje in een grote oorlog' - Bekende dichters ondersteunen oorlogsverhaal van Jopie Roijé (86)
Vandaag & Morgen heeft de exclusieve primeur van het boek ‘Een klein meisje in een grote oorlog’ met verhalen van de nu 86-jarige mevrouw Jopie Roijé, opgetekend door de auteur/columnist en journalist Joop van der Hor. Het boek zal in april het levenslicht zien en bevat, naast de prachtige verhalen van Jopie uit haar kinderjaren tussen 1940 en 1945, ook veel bijzondere foto’s van het Rotterdam van toen en toepasselijke gedichten van o.a. Jana Beranová, Manuel Kneepkens, Derek Otte, Dick Gebuijs, Joz Knoop en Jopie zelf. In RV&M verschijnt elke twee weken een preview.
Vandaag: Nadat de bommen waren gevallen.
‘Jullie moeten mee naar de stad, ik wil dat je ziet wat er is gebeurd, dit is geschiedenis.’ Mijn vader zei dit zo beslist, zo dwingend, dat mama en ik onze jas maar aantrokken en meegingen. Naar de stad gaan was leuk, dat gebeurde vaak op zaterdag, we haalden papa dan op bij zijn werk bij Mees, het grote bankgebouw op de Blaak. Iedereen werkte toen de halve zaterdag en daarna gingen we dan ‘de stad in’. Een wandeling over de Hoogstraat was spannend voor een kind van bijna zeven jaar oud, al die prachtige winkels, al die mensen. Ik keek altijd mijn ogen uit. Vanaf ons huis aan de Savornin Lohmanlaan in Bergpolder lopen we over de Schiekade naar… ja, naar wat? Twee dagen eerder waren de bommen gevallen, ik had het gehoord, had de brand geroken en mijn moeder zien huilen. Oorlog, het was een woord dat ik niet kende, er werd mij weinig verteld in die tijd. Het enige kind van oudere ouders moest blij zijn en zorgeloos opgroeien. Niet helemaal gelukt dankzij onze oosterburen en toch... Laatst vroeg men mij tijdens een interview voor een lokale krant hoe ik die vijf oorlogsjaren had ervaren. ‘Nou, vooral spannend, avontuurlijk en soms zelfs leuk en gezellig.’ Sorry, het is niet anders.
Gapend gat in de gevel van de oude Bijenkorf
Ons huis, onze buurt stond nog fier overeind. Niet getroffen door de bommen uit de overvliegende grote vliegtuigen en ruim verwijderd van wat later de ‘brandgrens’ werd genoemd. Niemand van de familie gewond of erger. En afgezien van de door de straten marcherende Duitse soldaten veranderde er bijna niets. Ik moest zelfs gewoon weer naar school. Maar eerst was er die ‘Geschiedenis dag’. Toen ik de ontzetting en de tranen in de ogen van mijn moeder zag en al struikelend languit op de grond viel over het grove puin van wat eens de Korte Hoogstraat was, vertelden de gaten in mijn lange wollen kousen en mijn bloedende knieën dat dit geen nare droom was waarin ik mij bevond maar harde werkelijkheid! Later, toen de rook was opgetrokken en ik dan weer een enkele keer in de stad was geweest, begon je eraan te wennen. In de puinhopen kwam een zekere orde. Mannen waren aan het ruimen en op de Coolsingel, voor het nagenoeg ongeschonden postkantoor, werden noodwinkeltjes gebouwd. Het grootste deel van de Bijenkorf stond er nog. Ook het pand van kledingmagazijn Gerzon had het bijna allesvernietigende bombardement en de daarop volgende brand overleefd, maar die zaak met keurige meneren en mevrouwen was te deftig voor ons. Hier stoppen ook mijn herinneringen aan het oude vooroorlogse platgebombardeerde centrum van Rotterdam. Ik heb die wellicht diep, heel diep weggestopt omdat het te erg was. En ongelofelijk.
Volgende keer: Vriendschap met een NSB-meisje.