Razzia 1944
Tijdens de door de Duitsers gehouden razzia in Rotterdam, in november 1944, stond mijn ‘oude heer’ met zijn armen in de lucht tegen een lantaarnpaal in de Grondherenstraat op zuid. Hij had zojuist geprobeerd de razzia te ontvluchten. Met zijn twee meter lengte stond hij nu letterlijk voor paal. De Duitsers hadden machinegeweren op hem gericht. ,,Ik dacht dat mijn laatste uur geslagen had,’’ zo vertelde hij ons jaren later met afschuw.
Inmiddels waren er reeds honderden, zo niet duizenden, Rotterdamse mannen opgepakt in de leeftijd van zo’n 18 tot 50 jaar. Die werden in die donkere dagen als vee bij elkaar gedreven en in Rijnaken gedeponeerd in de Waalhaven. Als gevangenen zouden zij vanuit Rotterdam worden afgevoerd om te werk gesteld te worden in het toen al zwaar gebombardeerde nazi-Duitsland.
Teunis Wietze, mijn vader dus, werd na zijn poging tot ontsnapping alsnog in zo’n Rijnaak gedumpt. Mijn moeder Maria was in die tijd reeds zes maanden zwanger van mijn oudste broer Arjen. Vader dacht mede om die reden maar aan een ding: ,,Wederom ontsnappen!’’ Hij had toen een loodzware winterjas aan met dito loodzware laarzen. ,,Overboord springen in het ijskoude water was dus geen optie,’’ zo vertelde hij.
In de tussentijd stonden de vrouwen en vriendinnen van de afgevoerde mannen vlak voor het vertrek met pakjes brood te gooien naar de Rijnaken. Er was in die tijd al weinig te eten en het meeste daarvan belandde ook nog in het water. Dramatische taferelen moeten dat geweest zijn.
Nadat de schepen eenmaal in het Amsterdam-Rijnkanaal waren aangekomen zag Teunis zijn kans schoon. Hij liet zich als een volleerde acteur tegen een ijzeren balk vallen en schreeuwde vervolgens moord en brand. ,,Der man ist krank,’’ concludeerden de Duitsers. En zo werd hij aan de kade gehesen en afgevoerd naar het Amsterdamse ‘Onze Lieve Vrouwe Gasthuisziekenhuis’. ,,Onmiddellijk de bevolking waarschuwen,’’ waren zijn eerste woorden. ,,Ze hebben reeds heel Rotterdam leeggehaald!’’
Tot zijn grote vreugde kreeg hij daar sinds lange tijd kip te eten omdat de ijskasten waren uitgevallen. De doktoren verbonden vervolgens zijn hoofd met een ‘witte tulband’ en plaatsen een arm in het gips. Een van hen gaf hem nog een half pakje shag mee! Daarna ging hij ongeveer 75 kilometer teruglopen naar Rotterdam waar hij midden in de nacht tot groot geluk van moeders aankwam.
Bang als hij was om alsnog later te worden aangegeven door NSB’ers, dook hij wekenlang onder in de kelder in het kolenhok.
Zwarte Piet was daar helemaal niets bij.