Korte broek? Weg ermee!
In het Rotterdam van de jaren vijftig kregen wij als opgroeiende jongens zo rond ons dertiende jaar onze eerste echte lange broek. Voor die tijd had je wel een soort trainingsbroek waaronder bij ernstige kou ook een pyjamabroek kon worden aangetrokken, maar daar bleef het bij.
Die broek werd uitgezocht bij de gebroeders Coster ‘Voor Vader & Zoon’ omdat bij besteding van een bepaald bedrag de kans bestond dat je met een echt horloge naar huis zou gaan. De meeste jongens (dus de moeders) kozen voor een lange broek van kamgaren. Mijn moeder vond dat te burgerlijk. Het werd een lange broek van een soort katoen en geen strakke vouw. Daar kwam nog bij dat ze een colbert voor het eerste schoolfeest overbodig vond. Een donkerblauwe sweater was mooi genoeg. Ze had die sweater voor dat feest nog even in de azijn gewassen met als gevolg dat mijn eerste schuchtere pogingen op de dansvloer vaak halverwege de eerste dans op de klippen liepen.
Ik kom hierop omdat S. Montag, de vergrijsde journalist Henk Hofland, onder de kop ‘Het gevaar van de korte broek’ onlangs in de NRC een messcherpe analyse publiceerde over vooral oudere mannen in korte broeken. Een oudere man in een korte broek, of nog erger gecombineerd met een veel te dikke buik en een eveneens vol beladen rugzak, is het toppunt van smakeloosheid.
Een citaat: ,,Aan die bleke, rimpelige staken kon je zien dat hij een flink eind boven de tachtig was….”
Nu moet ik er aan toevoegen dat de ingrijpende veranderingen in het modebeeld sinds de jaren vijftig ook vooruitgang hebben betekend. De columnist Martin Bril heeft het begrip ‘Rokjesdag’ geïntroduceerd. Die eerste mooie lentedag wanneer de meisjes en de jonge vrouwen hun benen weer laten zien.
Wat mij betreft mag dat ook ‘Korte broekjesdag’ worden. De kleding is gedurfder en kleurrijker geworden. Je ziet ook steeds meer oudere mannen in rode, helgele of helgroene lange broeken lopen. Met vaak schoenen in dezelfde kleur. Ik zal het niet doen, maar ze doen maar.
Soms heb ik het gevoel dat we op weg zijn naar de mode van de zeventiende eeuw toen bepruikte en behoedde mannen zich ook in veelkleurige gewaden hulden.
Onze eigen moeder kleedde zich ook in de jaren vijftig op bijna Spaansachtige wijze al kleurrijk waarmee ze in de saaie jaren vijftig heel wat opzien baarde. Ik beschouwde de opmerking van een klasgenoot ,,wat liep jij met een lekker wijf over de Schiekade,” dan ook als een compliment.
Dit jaar werd zij honderd jaar geleden te Dordrecht geboren. En het zou me niet verbazen wanneer die Spaanse uitstraling valt terug te voeren naar een Spaanse soldaat. Zij waren tijdens de tachtigjarige oorlog in deze streken ruim voorhanden.