De dag dat ik mijn vader redde
Onder de titel ‘Het boek Job’ heeft Roek Lips een aangrijpend boek geschreven over de verdrinkingsdood van zijn zoon Job (18) bij de noord Spaanse badplaats San Sebastian. Er zijn daar verraderlijke stromingen en een verschil van soms wel tien meter tussen eb en vloed. De vloed komt dan ook met een geweldige kracht opzetten. Ondanks een speurtocht met helikopters, vliegtuigen en schepen is het stoffelijk overschot van zijn zoon tot dusver niet gevonden.
In 1959, ik was toen 16, gingen wij met mijn vader, moeder en jongere zus ook naar die streek. We kampeerden. In die tijd was dictator Franco nog aan de macht, maar mijn vader maakte van zijn opvattingen over deze fascist geen geheim. Zo legde hij in het centrum van het plaatsje Guernica aan enkele Britse toeristen uit dat dit stadje tijdens de Spaanse burgeroorlog door de Duitse luchtmacht was vernietigd. ,,Hier oefenden ze al voor Rotterdam en Londen,” sprak hij waarmee hij de aandacht trok van enkele Spaanse agenten waarna mijn moeder hem met een handgebaar tot zwijgen kon brengen.
Spanje was zo arm als een arm derdewereldland. We kampeerden aan de kust op een kampeerterrein bij het plaatsje Castro-Urdiales vlakbij Bilbao direct aan zee. De oudere vrouw die elke dag het stageld ter waarde van een Nederlands dubbeltje kwam ophalen noemden we al snel ‘Madame Peseta’ .
Aan het begin van een middag gingen mijn vader en ik zwemmen. Mijn moeder en zusje bleven bij de tent waar mijn moeder aankondigde pannenkoeken te gaan bakken. Zo’n honderd meter verwijderd van de rotskust in zee kwam de vloed met donderend geweld opzetten. Mijn vader hield het niet meer en werd tot bloedens toe tegen de rotsen gekwakt. In de verte zagen we wel enkele bootjes en mijn vader begon ‘Au secours’ (Frans voor ‘ help!’) te roepen. Maar ook zij dorsten niet veel dichterbij de kust te komen.
Nu wilde het toeval dat zwemmen de enige sport was waarin ik goed was. In het Sportfondsenbad aan de Rotterdamse Van Maanenstraat had ik net mijn vierde zwemdiploma gehaald, waarin ook het zogenoemde ‘reddend zwemmen’ was getest. Dus nam ik mijn vader met mijn rechterarm bij de nek en slaagde erin hem door de opkomende vloedgolven te slepen. Het waren inderdaad Fransen in dat bootje. Toen zij ons afzetten sprak mijn moeder met de rug naar ons toe, wijzend op de stapel pannenkoeken: ,,Waar bleven jullie?” Ik viel uitgeput op de enige stretcher neer.
Ik had in mei van dat jaar honderd gulden van mijn vader uitgekeerd gekregen omdat ik tot mijn zestiende jaar niet had gerookt. Mijn moeder en zus schrokken zich natuurlijk wezenloos toen ze de reden van ons lange wegblijven hoorden . Ik deed mijn ogen dicht en zei tegen mijn moeder: ,,Geef mij nu maar een sigaret’’.
Mijn vader zweeg, maar ik zag door mijn oogharen dat hij begrijpend naar mijn moeder knikte. Ze gaf me zelfs ook nog vuur.