‘Tukkie’ op 't werk
Onlangs was in kranten te lezen dat een op de vijf tijdens het werk wel eens een ‘tukkie’ doet. Niets nieuws onder de zon. Midden zestiger jaren werkte ik overdag als jonge journalist (17) bij de krant en ’s avonds of ’s nachts in de haven.
Met deze dubbele baan hoopte ik genoeg geld te verdienen voor mijn aanstaande vertrek als correspondent naar Afrika. Een soort van Kuifje.
De economie draaide in de Rotterdamse regio in die tijd als een ‘tierelier’. Je hopte van de ene baan naar de andere (‘baanhoppen’), werkloosheid bestond praktisch niet. Mede dank zij de zogenaamde koppelbazen was het zwartgeldcircuit in Nederland nog nooit zo groot. Haast iedereen profiteerde mee.
Voer voor economen in deze crisistijd!
In de haven kreeg je van de SVZ (Scheepvaart Vereniging Zuid) een grote zwarte pet over je oren gedrukt. Als controleur draaide je er diensten van zes uur ’s avonds tot twee uur ’s nachts. Of van tien uur ’s avonds tot ’s ochtends zes uur.
In de ruimen van de schepen sloot ik snel een akkoordje met de havenwerkers, zo’n twee meter groot en spieren als kabeltouwen. Dan kwam er bijvoorbeeld een lading bier aan. ,,Doe mij een lol,’’ zo sprak ik als jonge aap tegen die reuzen, ,,neem van een hijs één kratje bier af. En niet van elke hijs een flesje. Dat valt op en ben ik de haas.’’
De stukgoedwerkers vonden dit een opmerkelijk goed voorstel.
In de tussentijd ging ik mijn hoogst noodzakelijk ‘tukkie’ doen op een partij jutezakken.
Tijdens zo’n nacht kreeg ik als controleur ineens inspectie van een hoofdcontroleur. Toen hij via de ladders in de ruimen naar beneden klauterde, kwamen de havenwerkers mij wekken!
Snel zette ik die veel te grote pet op mijn kop en ging met mijn handen op mijn rug, al fluitend, mijn ‘mede-arbeiders’ controleren.
Vroeg de hoofdcontroleur: ,,Rustige dienst?’’
Daarbij drukte ik mijn pet extra diep naar beneden, zodat hij mijn ogen niet kon zien.
,,Zeg maar een zeer rustige dienst!’’ antwoordde ik glimlachend.