Ze zijn klaar. Lekker ruikend. Twintig schilderijen met een ontdekking erin. Het resultaat is een soort vooruitgang door regressie. Die niet gaat om een stap terug, maar om los te komen van de structuur. Om niet alleen elke vorm van technische routine te vermijden, maar ook vrij te raken van mijn eigen achtergrond.
Glas is hierbij een middel. Net als verf. Het is niet meer dan een gebruiksvoorwerp. Het enige waar het om gaat is hoe het wordt opgebracht. Hoe het uiteindelijk oplost met het beeld en de andere middelen als iets volstrekt vanzelfsprekends. En nu ik er zo over denk, kan ik gerust zeggen, dat ze technisch gezien zo met elkaar botsen dat ze een hele nieuwe, picturale werkelijkheid veroorzaken. En daarin leer ik mét de middelen. Zo houd ik de spanning erop. Ik schilder in de crash. Dood, maar levend in een stijl die de vloer aanveegt met alles wat leunt op herhaling.
Het maken van een schilderij is veel complexer dan het verliezen van identiteit in een beeld. Want de reflectie is niet in de oppervlakte van de bron, maar in het schilderij. Er moet dus nog wel wat gebeuren. En dat laatste maakt schilderen een vreemde ervaring. Want hoe dieper de schilder als Narcissus in de bron duikt, hoe meer zijn identiteit losweekt, langzaam verdwijnt onder de oppervlakte, en daar doodgaat in de verf. Maar rijp voor een nieuwe metamorfose. Om meteen als een soort Wile E. Coyote weer door te gaan.
Wat rest is een stevig geconstrueerd object dat aan de muur hangt, als het beste commentaar op de huidige stand van zaken. Een goed schilderij is een mislukt ongeluk, à la Ballard, waarin de crash een droomwerkelijkheid veroorzaakt, waaruit degene die zich eraan waagt verontrust uitstapt, omdat het niet behoort tot de dingen die te snappen zijn.
- Jan ten Have
|